Beschikbaarheid van zorgpersoneel
Dirk Zajc
Zorgverleners zijn een cruciaal onderdeel van een goed functionerend gezondheidssysteem. Daarom zijn de beschikbaarheid van voldoende artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners en het vermogen om een adequaat personeelsbestand voor de toekomst te behouden, belangrijke factoren voor een duurzaam gezondheidssysteem.
Instroom van nieuwe zorgverleners – verpleegkundigen
Om het personeelsbestand in de gezondheidszorg op peil te houden of uit te breiden, is het cruciaal om te investeren in opleiding, maar ook om ervoor te zorgen dat de werkomstandigheden aantrekkelijk genoeg zijn om zorgverleners in het veld te houden.
Vooral verpleegkundige zorg is in veel westerse landen momenteel een bron van bezorgdheid. Die bezorgdheid gaf aanleiding tot verschillende maatregelen om het aantal studenten verpleegkunde te verhogen om tekorten aan te vullen of te voorkomen. Een voorbeeld van zo’n maatregel in België is het project ‘vorming 600’ dat werknemers in de gezondheidszorg de mogelijkheid biedt om een opleiding verpleegkunde te volgen met behoud van hun huidige salaris. Onlangs heeft de regering ook besloten om in het kader van het officiële systeem van het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) de salarissen te verhogen, de werkomstandigheden te verbeteren en na te denken over de taken die aan verpleegkundigen kunnen worden toevertrouwd op basis van hun specifieke diploma’s en opleiding.
Het opleidingsniveau van verpleegkundigen is een apart, maar aanverwant punt. Een bachelordiploma is in veel delen van de wereld reeds de normale standaard. Nochtans bieden sommige landen, waaronder België, daarnaast nog steeds diploma’s aan van een lager niveau, ondanks het duidelijke bewijs dat een hogere verpleegkundige opleiding leidt tot betere resultaten voor de patiënt en een lager sterftecijfer. Het is daarom belangrijk om de opleiding en de tewerkstelling van verpleegkundigen met een bachelordiploma aan te moedigen, maar ook om te weten wat voor diploma de huidige praktiserende verpleegkundigen hebben.
Tot slot – aangezien verpleegkundigen niet alleen onmisbare werknemers zijn in veel zorginstellingen, maar ook een van de grootste beroepsgroepen in de gezondheidszorg zijn – is het aandeel van de in het buitenland opgeleide verpleegkundigen een belangrijke indicator voor de duurzaamheid van het systeem (of het gebrek daaraan). Afgezien van de ethische kwesties die gepaard gaan met de massale rekrutering van in het buitenland geschoolde zorgverleners, is er geen garantie dat buitenlandse verpleegkundigen in de toekomst gemakkelijk beschikbaar zullen blijven en is het opleiden van een voldoende aantal lokale verpleegkundigen de beste manier om het toekomstige aanbod te garanderen.
Resultaten
Nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een Belgisch diploma per 100 000 inwoners
In 2021 behaalden 5 304 studenten hun diploma verpleegkunde in België. Ongeveer 85% van hen was vrouw, en dit aandeel is stabiel gebleven in de loop van de tijd.
- In 2020 lag het aantal nieuw afgestudeerden verpleegkundigen per 100.000 inwoners in België (45,0) ruim boven de EU-14-gemiddelden (36,7) en de EU-27-gemiddelden (29,7). Echter, het grote aandeel buitenlandse studenten dat België gewoonlijk verlaat na het behalen van hun diploma vertekent deze vergelijking (zie volgende punt).
- Het aandeel buitenlandse studenten verpleegkunde in België neemt toe, vooral in de Franse Gemeenschap, met name 35,4% van de nieuw afgestudeerden in 2021 (+19,2 percentagepunten ten opzichte van 2010); meer dan 80% van hen had de Franse nationaliteit. In Vlaanderen blijft dit aandeel klein (7,3%, +5,6 percentagepunten ten opzichte van 2010).
- De recente verlenging van de studieduur van de opleiding verpleegkunde veroorzaakte een dip in het aantal nieuw afgestudeerden in 2019, en het huidige niveau blijft onder dat van 2014-2018 (6 446 afgestudeerden in 2018). Dit is mogelijk te wijten aan een hoger aantal uitvallers tijdens de covidpandemie of aan een negatief effect van de langere studieduur.
Afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma (% van de afgestudeerde verpleegkundigen)
Het percentage nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma in België bleef stabiel, rond 56%, tussen 2010 en 2018.
- In 2019 zorgde de verlenging van de studieduur voor een daling van dit percentage tot 45,1%; in 2021 was het nog steeds maar 48,8%.
- Het aandeel nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma blijft constant hoger in de Franse gemeenschap (58,7% in 2021) dan in de Vlaanderen (42,0% in 2021).
- Het aandeel buitenlandse studenten dat in België als verpleegkundige afstudeert, is hoger voor diploma’s van een lager niveau (A2) dan voor bachelordiploma’s (A1).
Verpleegkundigen opgeleid in het buitenland (% van verpleegkundigen met een erkenning om het beroep uit te oefenen)
- In 2021 had 4,2% van alle verpleegkundigen die een erkenning hebben om het beroep in België uit te oefenen hun opleiding in het buitenland gevold (n=9488). Ze waren overwegend vrouw (80,2%) en jonger dan 55 jaar (87,1%, tegenover slechts 60,5% van de in België opgeleide verpleegkundigen).
- Het aandeel van de in het buitenland opgeleide verpleegkundigen in België is in de loop der jaren toegenomen (van 1,5% in 2010 tot 4,2% in 2021), maar blijft veel lager dan het aandeel artsen die in het buitenland zijn opgeleid (13,1% in 2021, zie hieronder).
- De Belgische cijfers blijven iets onder de EU-14- en EU-27-gemiddelden, maar met een sterkere stijging tussen 2010 en 2021.
Instroom van nieuwe zorgverleners – artsen
Om ervoor te zorgen dat artsen ook in de toekomst hun cruciale rol in de gezondheidszorg kunnen blijven vervullen, is het belangrijk dat er elk jaar voldoende nieuwe artsen worden opgeleid. Hierbij moeten we bovendien rekening houden met de lange opleidingsduur, minstens 9 jaar voor huisartsen en 10-13 jaar voor andere medisch-specialisten.
In België beginnen toekomstige artsen aan een 6-jarige basisopleiding geneeskunde (een bachelor van 3 jaar gevolgd door een master van 3 jaar). De nieuw “afgestudeerde basisartsen” starten vervolgens een aanvullende postuniversitaire opleiding van 3 tot 7 jaar waarna ze erkend kunnen worden als medisch specialist (in de huisartsgeneeskunde of een van de medische specialismen). Deze verdere opleidingen zijn onderworpen aan globale quota, die bepalen hoeveel afgestudeerde artsen toegang kunnen krijgen tot de specialisatie (zie technische fiche S-4 voor meer details).
Het blijkt vooral moeilijk om voldoende nieuwe huisartsen te rekruteren, terwijl zij toch een van de hoekstenen zijn van de Belgische gezondheidszorg. Daarom kozen we ervoor om niet alleen te kijken naar het totale aantal nieuw afgestudeerden met een basisdiploma geneeskunde (S-4) dat elk jaar in België wordt opgeleid, maar ook naar het percentage van hen dat vervolgens huisarts wordt (S-5). Dat is een waardevolle indicator voor de aantrekkelijkheid van het huisartsenberoep en dus voor de duurzaamheid van dit essentiële onderdeel van de gezondheidszorg.
Ten slotte kiezen sommige Europese landen er daarnaast voor om sterk in te zetten op rekrutering in het buitenland. Dat is echter om een aantal redenen niet noodzakelijk een goede strategie. Net als bij verpleegkundigen roept de massale rekrutering van buitenlandse artsen ethische vragen op. Het is overigens een pool aan arbeidskrachten waarover we geen controle hebben. We kunnen dus nooit zeker zijn van hun toekomstige beschikbaarheid. Daarom is het percentage in het buitenland opgeleide artsen (S-14) een belangrijke indicator voor een (niet-)duurzaam systeem: voldoende artsen lokaal opleiden blijft de beste manier om het toekomstige aanbod te garanderen.
Afgestudeerde artsen (per 100.000 inwoners)
In 2021 was het aantal nieuw afgestudeerde artsen in België bijna twee keer zo hoog als in 2010 en overschreed het totale quotum met 674 studenten (1904 afgestudeerden, terwijl het quotum er 1230 toelaat). Om verdere overschotten te voorkomen, werden bijkomende maatregelen genomen om het aantal studenten dat aan de opleiding geneeskunde begon, te beperken. Op basis van een analyse van de toekomstige noden, zijn de quota ondertussen verhoogd (van 1230 in 2019 tot 2 073 in 2029).
- Het overschot was groter in de Franse Gemeenschap dan in de Vlaamse Gemeenschap. De Franse Gemeenschap heeft ook een veel hoger percentage niet-Belgische afgestudeerde artsen (19% tegenover 4% voor de Vlaamse Gemeenschap in 2021). Meer dan de helft van hen hebben de Franse nationaliteit. Zij kiezen ervoor om hun studies in België af te ronden en keren dan terug naar hun land om er het beroep uit te oefenen. Zo omzeilen ze de veel strengere regels voor toegang tot de opleiding geneeskunde in Frankrijk.
- De dichtheid van afgestudeerde artsen in België volgt een vergelijkbare trend als de EU-14- en de EU-27-gemiddelden, hoewel die tot 2015 iets lager was en sindsdien iets hoger is.
Verwachte uitstroom van zorgverleners
Naast het totale aantal zorgverleners heeft ook de leeftijdsverdeling van het personeelsbestand grote gevolgen voor het toekomstige aanbod van gezondheidsdiensten. In de westerse landen is de toenemende leeftijd van professionals die in de gezondheidszorg werken al langer een bron van bezorgdheid, omdat er mogelijk niet genoeg instroom is om hen te vervangen wanneer ze met pensioen gaan. Een bijkomend probleem is dat niet alle praktiserende zorgverleners bereid of in staat zijn om deze psychologisch en soms fysiek veeleisende job te blijven uitoefenen tot hun wettelijke pensioenleeftijd.
De in dit deel onderzochte indicatoren geven een ruwe schatting van het percentage verpleegkundigen en artsen dat waarschijnlijk binnen de 10 jaar met pensioen gaat.
Resultaten
Verpleegkundigen van 50 jaar of ouder (% van de praktiserende verpleegkundigen) (S-10)
- In 2018 was 32,1% van de praktiserende verpleegkundigen in België 50 jaar of ouder en 18,8% 55 jaar of ouder, met ongeveer gelijkaardige cijfers in alle gewesten.
- Voor de groep verpleegkundigen van 50 jaar en ouder is dit aandeel tussen 2004 en 2018 met 18,1 percentagepunten gestegen, hetgeen kan wijzen op de nood aan meer rekrutering, maar ook op een tendens om langer actief te blijven op de arbeidsmarkt of later met pensioen te gaan. Oudere verpleegkundigen die actief blijven in de zorgsector voeren echter meestal eerder administratieve taken uit.
Het tekort aan handen in de zorgsector is een feit. Het tekort is al groot en het vergroot snel. Voornamelijk het nijpende tekort aan verpleegkundigen wordt verwacht een verlammend effect te hebben op de toegankelijkheid, kwaliteit en veiligheid van onze gezondheidszorg. Is loon naar werken het sleutelelement in het verhogen van de attractiviteit van het verpleegkundige beroep en het oplossen van het bijhorende personeelstekort?
De laatste 40 jaar maakte de verpleegkunde een enorme professionele evolutie door. Het is nu een echte kennisdiscipline: een sterk gegroeide wetenschappelijke onderbouwing en academisering van het onderwijs professionaliseerden de verpleegkundige praktijk en boostten innovatie erin.
De maatschappelijke beeldvorming van de verpleegkundige hield echter geen gelijke tred met deze doorgedreven professionalisering. Tijdens de COVID-crisis bogen we wel even als maatschappij voor verpleegkundigen alsof het helden waren. Het dagelijkse applaus van 20 uur tijdens de lockdown bleek echter een symbolisch gebaar van een erg tijdelijke waardering. Er blijft een sterke overtuiging leven dat men voor een job als verpleegkundige kiest vanuit een persoonlijke roeping om zorg te dragen voor de zieken en kwetsbaren.
Een recente bevraging bij studenten verpleegkunde wees uit dat hun directe omgeving overwegend terughoudend was over hun studiekeuze omwille van het beroepsimago. Volgens de bevraagde studenten kwam dit vooral door het schrille contrast tussen de huidige verloning als verpleegkundige en de fysieke, mentale en emotionele belasting van de job. Dat is niet uit de lucht gegrepen. Ondanks de reeds geleverde politieke inspanningen om de verloning van verpleegkundigen te versterken, loopt meer dan 1 op 5 verpleegkundigen risico op een burn-out — zo blijkt uit twee rapporten (2020 en 2022) van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). Vóór de COVID-pandemie stond 1 op 10 verpleegkundigen op het punt om het beroep te verlaten. Ondertussen is dat aandeel al toegenomen tot een slordige 30%.
Verloning is een spiegelbeeld voor de erkenning en waardering die we hechten aan een professionele en misschien ook wel maatschappelijke rol — dat geldt zowel in profit- als in non-profitsectoren.
In 2022 besliste minister Frank Vandenbroucke tot het herinvoeren van een jaarlijkse premie voor gespecialiseerde verpleegkundigen, in hoofdzaak binnen de domeinen van spoedgevallen, intensieve en oncologische zorg. Deze financiële stimulans werd opnieuw in het leven geroepen als blijk van waardering, maar voedde daarmee ook de reeds bestaande loonspanning binnen de beroepsgroep. Binnen de verpleegkunde bestaat er namelijk al een functieladder met loonschalen, die bijdraagt aan een toekomstgericht functiemodel voor verpleegkunde. Financiële incentives voor bijzondere beroeps- en bekwaamheidstitels zorgen voor een ongemakkelijke loonspanning tussen verpleegkundigen onderling in functie van de setting waarin zij werkzaam zijn.
De roep van verpleegkundigen naar waardering en verloning moeten we lezen als een uitgesproken behoefte tot maatschappelijke erkenning voor hun professionele rol. Die toont zich ook steeds meer. Vanuit de geneeskunde als kennisdiscipline (de artsenij) groeit het besef dat verpleegkundigen cruciaal zijn voor kwalitatieve zorg — zowel binnen de eerste-, tweede- als derdelijnszorg. Ook de Vlaamse Regering benadrukt de verpleegkundige workforce als een onmisbare schakel voor toegankelijke zorg, in de New Deal voor de eerstelijnszorg die ze aankondigde in juni 2022 en die ingaat vanaf 2024. Maar hoe, met welke veranderingen concretiseren we die erkenning van verpleegkundigen als blijk van beloning voor hun professionele expertise?
Uiteraard bepaalt een adequaat salaris in belangrijke mate de aantrekkelijkheid van het verpleegkundige beroep — dit zowel voor startende studenten als professionals in het vak — maar het is niet de voornaamste drijfveer voor het aantrekken en behouden van mensen in het beroep. Uit de eerder vernoemde KCE-rapporten, maar ook uit talrijke (inter)nationale wetenschappelijke studies, blijkt dat verloning en andere aspecten hand in hand gaan: salaris is belangrijk voor (toekomstige) verpleegkundigen, maar enkel perspectief op een hoger loon volstaat niet. De doorslaggevende factor is een (psychologisch) veilige werkomgeving die toelaat om hoogkwalitatieve, wetenschappelijk onderbouwde zorg te kunnen verlenen. Elke strategie om de attractiviteit van verpleegkunde te vergroten moet het realiseren van zo’n werkcontext als pijler hebben.
Heel wat verpleegkundigen geven aan dat meer autonomie en gelijkwaardigheid in hun praktijkvoering noodzakelijk zijn als maatschappelijke erkenning en als basis voor hun jobtevredenheid. Zoals pertinent beschreven in een recent rapport van de Nederlandse Raad voor Volksgezondheid en Samenleving is het applaus niet afdoende geweest en moeten werkgevers, zorgorganisaties en de maatschappij anders gaan erkennen en waarderen. De sleutel tot die verhoogde waardering ligt voor een stuk bij het bieden van passende arbeidsvoorwaarden, maar omvat ook het aanbieden van een inhoudelijk aantrekkelijk loopbaanperspectief en het geven van (mede)zeggenschap over werk- en zorgorganisatie.
Die betekenisvolle regie over de inhoud en organisatie van verleende zorg heet ‘shared governance’ in de wetenschappelijke literatuur. Die is voor verpleegkundigen van vitaal belang. Veel verpleegkundigen voelen zich nog te vaak de uitvoerder van zorg in opdracht van een andere zorgprofessional of -organisatie. Verpleegkundigen blijven strijden voor meer handelingsautonomie. Ze missen vaak de ruimte om hun eigen stempel te drukken op basis van klinische expertise en wetenschappelijke evidentie. Ze krijgen ook weinig ruimte om mee vorm te geven aan het zorgbeleid binnen hun organisatie. Het verkrijgen van meer regie en (mede)zeggenschap over beleidsbeslissingen en organisatorische aspecten zal ook van verpleegkundigen eigenaarschap en (zelf)leiderschap vergen, een rol en competentie die de beroepsgroep ook meer zal moeten opnemen om die gevraagde waardering te verkrijgen. Verpleegkundigen zullen ook zelf actief moeten bijdragen aan de verdere uitbouw van op evidentie gebaseerde praktijkvoering.
Tenslotte blijkt ook het ervaren van een vruchtbare interdisciplinaire samenwerking belangrijk voor verpleegkundigen en andere zorgverleners (zoals artsen) om hun beroep met voldoening te kunnen uitvoeren. Gezien de toenemende complexiteit van zorgnoden dient zorg meer en meer uitgerold te worden als teamwerk. Maar de huidige financierings- en samenwerkingsstructuren hinderen dergelijke samenwerking eerder dan die te faciliteren.
Het belonen van werk binnen de zorgsector — en in het bijzonder voor de verpleegkunde — vereist dus een geïntegreerde aanpak van arbeidsvoorwaarden, loopbaanperspectieven en shared governance in beleidsstructuren. Verpleegkundigen verdienen een plaats in de cockpit van de zorg van vandaag en morgen. Ze zullen die positie actief moeten opnemen en leiderschap tonen. Deze concrete maatschappelijke erkenning is de sleutel naar een zichtbaarder meerwaarde van het verpleegkundige korps binnen de gezondheidszorg en zo tot de attractiviteit van het beroep van verpleegkundige.
Prof. dr. Eva Goossens is professor in de verpleegkunde aan de UAntwerpen en wetenschappelijk beleidsmedewerker van het Departement Patiëntenzorg te UZA. Zij voert onderzoek naar de implementatie van geavanceerde verpleegkundige zorg binnen de pediatrie, cardiologie en huisartsenpraktijken. Zij onderzoekt hoe de rol van een Verpleegkundig Specialist een impact heeft op de kwaliteit van zorg en uitkomsten van patiënten. Ze is lid van de Jonge Academie sinds 2023.
De inhoud van dit opiniestuk kreeg mee vorm door haar collega’s Prof. Dr. Peter van Bogaert, Prof. dr. Erik Franck en Prof dr. Filip Haegdorens van het Centre for Research and Innovation in Care, Faculteit Geneeskunde enGezondheidswetenschappen, UAntwerpen. Het werd nagelezen en tekstueel gecopy-edit door Bert Seghers, secretaris van de Jonge Academie.
Verpleegkundigen, ze zijn met te weinig en er zijn schijnbaar weinig oplossingen voor het probleem?
Tekst van Mederi (thuisverpleging)
Ik heb met aandacht de conceptnota’s van zowel Open Vld als NVA gelezen. Ze beschrijven beiden het stijgend tekort aan zorgverstrekkers (verpleegkundigen), met de nadruk op de problematiek in de woonzorgcentra. De analyses zijn genoegzaam gekend. Met alle camera’s die momenteel (tijdens en na corona) gericht zijn op de ziekenhuizen en de woonzorgcentra, waag ik het toch om de problematiek ruimer te bekijken en ook de eerstelijnszorg en dus ook de thuisverpleging mee te nemen in deze nota. Ik heb het ook gedurfd om niet enkel te blijven hangen bij loontrekkenden ( en de inspanningen die gebeurd zijn in VIA 6) , maar ook de zelfstandig (thuis)verpleegkundigen mee in de beeld te brengen. Verder wil ik een lans breken voor ethisch ondernemerschap in de zorg: ondernemerschap kan een bijkomende stimulans zijn voor een deel van de zorgverleners, een drive en passie die maar weinig wordt benoemd en die zich onder andere vertaalt in kleinere vernieuwende zorginitiatieven.
Het probleem van de tekorten aan zorgverstrekkers, en meer specifiek verpleegkundigen, is breed en treft alle onderdelen van de gezondheidszorg. Het is dan ook quasi onmogelijk en weinig zinnig om iets over de problematiek, laat staan de mogelijke oplossingen, te zeggen zonder zowel voorstellen te doen naar de gemeenschappen als naar de federale overheid. De wettelijke beperkingen om zaken aan te passen, o.a. eigen aan de wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen zijn gekend, ze maken het voor het Vlaamse niveau moeilijk om zaken eenzijdig aan te passen. Ook de verschillende financieringsvormen (enerzijds prestatiefinanciering, anderzijds urenfinanciering) maken een soepele inzetbaarheid op verschillende werkplekken alles behalve evident.
Creativiteit om oplossingen te zoeken is moeilijk. De vraag is echter of daar het probleem zit. Durven we het probleem zelf onder ogen zien: waarom heeft Vlaanderen/België een tekort aan zorgverstrekkers/verpleegkundigen? Ik wil dan ook de focus heel bewust meer leggen op ‘werkgeluk’, ‘zingeving’ en het imago van de zorg; zaken die niet alleen met bijkomende financiering op te lossen zijn, maar die van wezenlijk belang zijn om de in- en uitstroom onder controle te krijgen. Het is bekend dat de problematiek van ziekenhuizen vooral een vraag is om geschikte verpleegkundigen te vinden, eerder dan de vraag om verpleegkundigen te vinden. De vraag van de woonzorgcentra is van een andere aard; hier gaat het over verpleegkundigen vinden die willen in een wzc werken. Het moet dan ook niet verwonderen dat er uit de verschillende hoeken verschillende antwoorden komen rond de invulling van het begrip verpleegkundige met HBO5-opgeleiden of bachelors. Wat mij betreft zijn beiden meer dan nodig. We mogen de bedenking niet uit de weg gaan of we wel voldoende aandacht besteden aan het omvormen van een werkplek naar een uitdagende werkplek, en wat is er uitdagend aan het continu geconfronteerd worden met een tekort aan verpleegkundigen op basis van de personeelsnorm? Is deze personeelsnorm voldoende onderbouwd en aangepast aan de nieuwe opleidingen in de zorg of komen er enkel snelle aanpassingen als de nood het hoogst is. Hiertegenover staat dan weer dat vele vernieuwende initiatieven, die veelal vertrekken vanuit ondernemerschap moeilijk in te passen zijn in de huidige erkenningen, wat zorgt voor rechtsonzekerheid bij de initiatiefnemers, maar ook bij de zorgverstrekkers. Zoals al gezegd: het tekort aan verpleegkundigen is een breed probleem dat in eenneerwaartse spiraal is terechtgekomen: verpleegkundigen, de drijvende krachten van de gezondheidszorg, botsen op een muur: klagen helpt niet meer, het gaat steeds meer over van ‘frustratie’ naar ‘vluchten’ uit de zorg.
Van de 208.000 verpleegkundigen met een geviseerd diploma in België, staan er 127.000 effectief in de praktijk. Meer dan 80.000 verpleegkundigen staan dus niet (meer) in de praktijk. Meer dan één op drie hoogopgeleide en broodnodige zorgprofessionals zijn dus niet meer actief in de zorg. Een groot deel hiervan is met pensioen, maar er blijven naar schatting 20.000 verpleegkundigen benaderbaar om terug in de zorg te stappen. Je komt verpleegkundigen die uit de zorg stapten zowat overal tegen: sommigen kiezen om achter de kassa of de toonbank van een winkel te staan of kiezen voor horeca, immobiliën etc.. Stuk voor stuk hebben ze gekozen voor belangrijke en interessante veranderingen in hun carrière, maar ze zijn uit de zorg gestapt en willen wel nog iets doen waarbij menselijke contacten nog duidelijk aanwezig zijn. Feit is dat we weinig weten over de redenen waarom verpleegkundigen uit de zorg stappen. De verhalen die ze vertellen vertonen wel gelijkenissen: veel uren draaien op lastige tijden, opgejaagd en ondergewaardeerd. Verpleegkundigen hebben nochtans voor hun studie en hun beroep gekozen. Ze wisten destijds waarom, ze wisten dat hun job niet de meest evidente zou zijn maar de vicieuze cirkel van ‘te weinig verpleegkundigen en dus nog meer uitval van collega’s’ is er te veel aan. In een gezondheidszorg die vooral somatisch ziekte-gericht werkt en minder aandacht besteedt aan het psychisch welbevinden en preventie van patiënt EN zorgverstrekker leidt dit tot burn-out. De batterijen worden onvoldoende opgeladen of lopen te snel leeg. Komt hierbij dat zorgverstrekkers en directies overspoeld worden door regels; regels die hen verhinderen om op een kwalitatieve manier hun creativiteit te gebruiken en het voor zowel zorgverlener als patiënt/bewoner aangenaam te maken. Terwijl Vlaanderen 30 miljoen euro uittrekt om mensen zonder diploma in de zorg te laten werken en een opleiding ‘op de werkvloer’ te volgen, zien we in de praktijk weinig inspanningen gebeuren rond bijkomende instroom van verpleegkundigen. Meer zelfs: we stellen ons de vraag wie de opleiding op de werkvloer van deze mensen zonder diploma zal uitvoeren en hopen dat er niet terug naar de verpleegkundigen gekeken wordt om dit te doen als bijkomende opdracht. Werken in de zorg heeft zijn imago tegen en dat wordt niet opgepoetst met een campagne, dit probleem moet aan de basis aangepakt worden zodat verpleegkundigen terug kunnen doen waar ze goed in zijn: de mens en de zorg aan de mens begeleiden in zijn totaliteit. Verpleegkundigen moeten zorg terug aanvoelen zodat hun eigen passie voor de job, en die is er nog bij velen, terug aanstekelijk werkt bij anderen om voluit voor deze professionele keuze te gaan. Hoe is het zo ver kunnen komen en is er dan echt niets aan te doen?
Waarom weten we niet waarom verpleegkundigen uit het beroep stappen?
Als er 80.000 verpleegkundigen uit de zorg gestapt zijn, dan zijn er hierbij een groot deel die dat deden omwille van fysieke klachten, praktische redenen of andere prioriteiten in hun leven: verpleegkundigen die nu niet wensen terug te keren. Er zijn er ongetwijfeld ook een deel die willen terugkeren naar de zorg, maar die de drempel momenteel te hoog vinden. Er is veel veranderd, ze hebben het gevoel dat ze technisch niet meer mee zijn, ze willen hun eigen invulling geven aan patiëntencontacten maar weten niet goed hoe er aan te beginnen etc. De sector zelf wil inzetten op verpleegkundigen die ooit uit de zorg stapten en er nu, mits de juiste motivatie en begeleiding, terug in willen. Er zijn middelen voorzien via het federale zorgpersoneelsfonds om hier werk van te maken. De middelen (48 miljoen euro voor zelfstandige verpleegkundigen en een veelvoud voor loontrekkenden via sociale maribel) zijn er al 2 jaar, de plannen van de sector van zelfstandig thuisverpleegkundigen om collega verpleegkundigen terug in de zorg te introduceren via een intens begeleidingstraject ook. Beste beleidsvoerders: maak de middelen vrij en laat de sector zelf zijn verantwoordelijkheid opnemen. Ook al zou dit maar over enkele procenten van die 80.000 gaan, het zou een wereld van verschil betekenen als deze verpleegkundigen terug in de zorg stappen. Mensen terug motiveren voor de zorg doe je niet door hen hetzelfde voor te schotelen als vroeger en enkele euro’s meer te betalen. Er zijn heel wat taken die vandaag door verpleegkundigen worden opgenomen en die perfect door zorgkundigen kunnen uitgevoerd worden. De discussie loopt momenteel volop rond functiedifferentiatie en taakverschuivingen in woonzorgcentra (vooral ingegeven door de tekorten omwille van de coronamaatregelen), deze discussie wordt fragmentair gevoerd omwille van bevoegdheden die naast elkaar werken. Al jaren is er een regeling dat in de woonzorgcentra de zorg voor 50% kan uitgevoerd worden door verpleegkundigen en voor 50% door zorgkundigen. Waarom zou dit ook niet kunnen in de thuisverpleging? Voer deze discussie ten gronde, interministerieel, in plaats van te wachten tot er noodmaatregelen moeten genomen worden.
Verpleegkundigen hebben gekozen om mensen te verzorgen vanuit een holistische visie: een mens is geen optelsom van geïsoleerde onderdelen, dus zorg is zorg voor het gehele individu als totaliteit: niet enkel fysisch, maar even goed psychisch en sociaal. Een mens is dus ook meer dan een optelsom van somatische diagnoses. Een verpleegkundige is de professional bij uitstek om de mens in zijn totaliteit te begeleiden. Dat vergt tijd, tijd die niet enkel nodig is om de patiënt te helpen, maar ook tijd om als verpleegkundige zelf het gevoel te hebben dat je er bent als het nodig is voor die zaken die aansluiten op de professionele vorming van verpleegkundigen. Dat kan perfect in kleinere settings/woonzorgvormen, waar steeds meer zorgverstrekkers hun heil gaan zoeken omdat ze hun energie niet meer halen uit het werk in grootschalige woonzorgvormen. Waarom zou het nu plots onmogelijk geworden zijn om energie te halen uit het werk als verpleegkundige? Waardeer verpleegkundigen voor hun professionaliteit en zet hen juist in. Enkel dan wordt een job in de zorg terug aantrekkelijk. In de financiering en de nomenclatuur van de thuisverpleging, maar ook in andere financieringsvormen, zijn er weinig stimuli voor preventie (primair, secundair, tertiair), zelfzorg, functieverbetering of functiebehoud bij de patiënt. De huidige schalen zijn sterk somatisch en de basis is nog steeds ‘het toilet’. Er wordt verder gebouwd op de KATZ-schaal (jaren 70 van de vorige eeuw). De meerwaarde van werken in een team wordt niet gehonoreerd. Niet dat er geen modellen worden voorgesteld door de sector, maar blijkbaar is het probleem nog niet belangrijk genoeg. Verpleegkundigen zitten in een systeem van uitvoering en registratie. Beiden hangen samen, beiden zijn belangrijk, maar het volume van beiden stijgt. Er is blijkbaar geen mogelijkheid om in tijden van tekorten iets te veranderen aan het systeem. Het antwoord dat verpleegkundigen veelal krijgen is helaas nog meer registratie. Dan haken mensen af, schaarste of niet. Meer regels om de overvloed van regels te compenseren werkt niet. Over schaarste gesproken. De discussie rond de opleiding HBO5 en Bachelors in de verpleging blijft aanhouden en zorgt op zijn minst voor onzekerheid in de sector.Onzekerheid die deze sector momenteel kan missen. Welke opleiding deze verpleegkundigen ook gevolgd hebben: het zijn verpleegkundigen en we hebben ze broodnodig. De sector heeft professionals nodig die mensen verzorgen, geen bureaucratie die verhindert dat deze professionals hun werk doen. Naast de voorstellen in de conceptnota’s wil ik dan ook graag enkele voorstellen doen:
- Maak werk van functiedifferentiatie die gebaseerd is op evidentie, en niet enkel omdat de nood er is vanuit tekorten.
- Zorg voor uitdagende werkomgevingen die ook rekening houden met het feit dat verpleegkundigen niet kiezen voor deze opleiding om bandwerk te doen.
- Zorg voor een regelluwte die toelaat dat er dynamische en vernieuwende initiatieven mogelijk worden in de zorg. Uiteraard moeten die getoetst worden op kwaliteit van zorg en hun ethisch kader. Laat ethisch zorgondernemerschap toe, het zal zorgen voor een uitdagende werkplek.
- Zet in op welbevinden van de mensen in de zorg, zodat ze terug energie halen uit hun werk.
- Vergeet niet dat er meer dan 20.000 verpleegkundigen zijn die er voor kiezen om hun job als zelfstandige uit te voeren. Een wervend beleid moet er dan ook voor zorgen dat ook zij worden meegenomen in oplossingen en niet enkel loontrekkenden.
- Gun het de sector om zelf voorstellen uit te werken die bijkomende instroom mogelijk maken.
- Zorg voor intelligente digitalisering en een financiering van zorg die aangepast is aan deze digitalisering. Projecten rond zorg op afstand en telemonitoring hebben bewezen dat ze werken en dat ze besparend werken; rol ze uit.
- Kijk en leer uit good practices in andere landen. De zorg is niet louter een tewerkstellingsproject dat (over)gesubsidieerd moet worden, het is de belangrijkste uitdaging voor de toekomst. Zorg moet betaalbaar gemaakt worden en dat kan enkel door een gezonde mix van ondernemerschap met het klassieke model van personeelsfinanciering toe te laten.
- Zorg ervoor dat er interministerieel overlegd wordt zodat er meer duidelijkheid komt in functies, diploma’s, financiering en zorgvormen.
- Laat creativiteit toe in de zorg, het zal er mee voor zorgen dat zorg terug boeiend en uitdagend wordt. Pak tegelijk excessen die enkel gebaseerd zijn op winstbejag ten koste van patiënt en medewerker duidelijk aan.
36th National Symposium – 15/10/2022
After almost 3 years of COCID 19, the 36th National Symposium of the AIEVV wil take place on the 15th of October in UZ Brussel. Click here to watch the poster.
You can register via the e-mail address that you can find on the poster.
if you are registered, do not forget to register your license plate with the VUB via the following link
Bijscholingsvoormiddagen AIEVV Regio Vlaanderen
Na het succes van de afgelopen twee vormingsdagen heeft het Vlaamse bestuur beslist om opnieuw een
serie van drie bijscholingsdagen te organiseren.
Dit jaar pakken we het iets anders aan. We kiezen ervoor de praktische kant van de onderzoeken en technieken te belichten en gaan dus voor een hands-on training.
Deze sessies zijn vooral bedoeld voor de nieuwe gezichten, wat niet wegneemt dat de anciens ook welkom zijn om enkele zaken op te frissen.
De eerste twee voormiddagen zijn specifiek voor het verpleegkundig personeel van de afdeling.
Op de derde voormiddag kan ook het niet-verpleegkundig personeel van de afdeling aansluiten.
Deze voormiddagen zullen doorgaan in het AZ Monica – Deurne en de eerste zal plaatsvinden op 18/06/2022.
Inschrijven is verplicht aangezien we maar maximum 25 personen toelaten tijdens deze sessies.
Klik hier om de folder te bekijken voor meer informatie.
Ondertussen is het programma bekend van onze eerste voormiddag:
Colonvoorbereiding, poliepectomie (cold snare), mucosectomie, EMR&ESD en praktijk
Matthias Roos Firma Norgine
Dr. Michiel Schils Gastro-enteroloog UZ Brussel
Dr. Luc Poelmans Gastro-enteroloog AZ Monica
Martijn Jaspers Firma Olympus
Kim Muyldermans Firma Prion Medical
36th National Symposium
Our Programm for the 36th national symposium is now official.
Click here for the pdf
Vergadering IFIC
Op 30 april 2019 zijn Luc Gene, Wim Vermeulen en Hubert Schwarzer naar Brussel geweest om voor het IFIC comité het op voorhand klaargemaakte nieuwe profiel van de endoscopie verpleegkundige te bespreken.
Meer uitleg vindt u terug in onze Newsletter van september.
AIEVV Vlaanderen Vormingsdagen 2018-2019
Naar aanleiding van de nieuwe aanbevelingen van de hoge gezondheidsraad en de implementatie van het eigenkader organiseert het AIEVV een nieuwe ronde aan vormingsdagen.
Hier kan u de affiche vinden van dit evenement.
ESGE days
our association has received a free ticket from the european organization for the ESGE days in Prague from 4 to 6 April. The board has decided to offer this ticket to one of our members. Are you a member of the AIEVV and wish to participate you can send an e-mail to our national secretary Hubert Schwarzer.
More info about the ESGE days you can find here.
Subscribe before the 20th of February.