Dirk Zajc
Zorgverleners zijn een cruciaal onderdeel van een goed functionerend gezondheidssysteem. Daarom zijn de beschikbaarheid van voldoende artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners en het vermogen om een adequaat personeelsbestand voor de toekomst te behouden, belangrijke factoren voor een duurzaam gezondheidssysteem.
Instroom van nieuwe zorgverleners – verpleegkundigen
Om het personeelsbestand in de gezondheidszorg op peil te houden of uit te breiden, is het cruciaal om te investeren in opleiding, maar ook om ervoor te zorgen dat de werkomstandigheden aantrekkelijk genoeg zijn om zorgverleners in het veld te houden.
Vooral verpleegkundige zorg is in veel westerse landen momenteel een bron van bezorgdheid. Die bezorgdheid gaf aanleiding tot verschillende maatregelen om het aantal studenten verpleegkunde te verhogen om tekorten aan te vullen of te voorkomen. Een voorbeeld van zo’n maatregel in België is het project ‘vorming 600’ dat werknemers in de gezondheidszorg de mogelijkheid biedt om een opleiding verpleegkunde te volgen met behoud van hun huidige salaris. Onlangs heeft de regering ook besloten om in het kader van het officiële systeem van het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) de salarissen te verhogen, de werkomstandigheden te verbeteren en na te denken over de taken die aan verpleegkundigen kunnen worden toevertrouwd op basis van hun specifieke diploma’s en opleiding.
Het opleidingsniveau van verpleegkundigen is een apart, maar aanverwant punt. Een bachelordiploma is in veel delen van de wereld reeds de normale standaard. Nochtans bieden sommige landen, waaronder België, daarnaast nog steeds diploma’s aan van een lager niveau, ondanks het duidelijke bewijs dat een hogere verpleegkundige opleiding leidt tot betere resultaten voor de patiënt en een lager sterftecijfer. Het is daarom belangrijk om de opleiding en de tewerkstelling van verpleegkundigen met een bachelordiploma aan te moedigen, maar ook om te weten wat voor diploma de huidige praktiserende verpleegkundigen hebben.
Tot slot – aangezien verpleegkundigen niet alleen onmisbare werknemers zijn in veel zorginstellingen, maar ook een van de grootste beroepsgroepen in de gezondheidszorg zijn – is het aandeel van de in het buitenland opgeleide verpleegkundigen een belangrijke indicator voor de duurzaamheid van het systeem (of het gebrek daaraan). Afgezien van de ethische kwesties die gepaard gaan met de massale rekrutering van in het buitenland geschoolde zorgverleners, is er geen garantie dat buitenlandse verpleegkundigen in de toekomst gemakkelijk beschikbaar zullen blijven en is het opleiden van een voldoende aantal lokale verpleegkundigen de beste manier om het toekomstige aanbod te garanderen.
Resultaten
Nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een Belgisch diploma per 100 000 inwoners
In 2021 behaalden 5 304 studenten hun diploma verpleegkunde in België. Ongeveer 85% van hen was vrouw, en dit aandeel is stabiel gebleven in de loop van de tijd.
- In 2020 lag het aantal nieuw afgestudeerden verpleegkundigen per 100.000 inwoners in België (45,0) ruim boven de EU-14-gemiddelden (36,7) en de EU-27-gemiddelden (29,7). Echter, het grote aandeel buitenlandse studenten dat België gewoonlijk verlaat na het behalen van hun diploma vertekent deze vergelijking (zie volgende punt).
- Het aandeel buitenlandse studenten verpleegkunde in België neemt toe, vooral in de Franse Gemeenschap, met name 35,4% van de nieuw afgestudeerden in 2021 (+19,2 percentagepunten ten opzichte van 2010); meer dan 80% van hen had de Franse nationaliteit. In Vlaanderen blijft dit aandeel klein (7,3%, +5,6 percentagepunten ten opzichte van 2010).
- De recente verlenging van de studieduur van de opleiding verpleegkunde veroorzaakte een dip in het aantal nieuw afgestudeerden in 2019, en het huidige niveau blijft onder dat van 2014-2018 (6 446 afgestudeerden in 2018). Dit is mogelijk te wijten aan een hoger aantal uitvallers tijdens de covidpandemie of aan een negatief effect van de langere studieduur.
Afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma (% van de afgestudeerde verpleegkundigen)
Het percentage nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma in België bleef stabiel, rond 56%, tussen 2010 en 2018.
- In 2019 zorgde de verlenging van de studieduur voor een daling van dit percentage tot 45,1%; in 2021 was het nog steeds maar 48,8%.
- Het aandeel nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma blijft constant hoger in de Franse gemeenschap (58,7% in 2021) dan in de Vlaanderen (42,0% in 2021).
- Het aandeel buitenlandse studenten dat in België als verpleegkundige afstudeert, is hoger voor diploma’s van een lager niveau (A2) dan voor bachelordiploma’s (A1).
Verpleegkundigen opgeleid in het buitenland (% van verpleegkundigen met een erkenning om het beroep uit te oefenen)
- In 2021 had 4,2% van alle verpleegkundigen die een erkenning hebben om het beroep in België uit te oefenen hun opleiding in het buitenland gevold (n=9488). Ze waren overwegend vrouw (80,2%) en jonger dan 55 jaar (87,1%, tegenover slechts 60,5% van de in België opgeleide verpleegkundigen).
- Het aandeel van de in het buitenland opgeleide verpleegkundigen in België is in de loop der jaren toegenomen (van 1,5% in 2010 tot 4,2% in 2021), maar blijft veel lager dan het aandeel artsen die in het buitenland zijn opgeleid (13,1% in 2021, zie hieronder).
- De Belgische cijfers blijven iets onder de EU-14- en EU-27-gemiddelden, maar met een sterkere stijging tussen 2010 en 2021.
Instroom van nieuwe zorgverleners – artsen
Om ervoor te zorgen dat artsen ook in de toekomst hun cruciale rol in de gezondheidszorg kunnen blijven vervullen, is het belangrijk dat er elk jaar voldoende nieuwe artsen worden opgeleid. Hierbij moeten we bovendien rekening houden met de lange opleidingsduur, minstens 9 jaar voor huisartsen en 10-13 jaar voor andere medisch-specialisten.
In België beginnen toekomstige artsen aan een 6-jarige basisopleiding geneeskunde (een bachelor van 3 jaar gevolgd door een master van 3 jaar). De nieuw “afgestudeerde basisartsen” starten vervolgens een aanvullende postuniversitaire opleiding van 3 tot 7 jaar waarna ze erkend kunnen worden als medisch specialist (in de huisartsgeneeskunde of een van de medische specialismen). Deze verdere opleidingen zijn onderworpen aan globale quota, die bepalen hoeveel afgestudeerde artsen toegang kunnen krijgen tot de specialisatie (zie technische fiche S-4 voor meer details).
Het blijkt vooral moeilijk om voldoende nieuwe huisartsen te rekruteren, terwijl zij toch een van de hoekstenen zijn van de Belgische gezondheidszorg. Daarom kozen we ervoor om niet alleen te kijken naar het totale aantal nieuw afgestudeerden met een basisdiploma geneeskunde (S-4) dat elk jaar in België wordt opgeleid, maar ook naar het percentage van hen dat vervolgens huisarts wordt (S-5). Dat is een waardevolle indicator voor de aantrekkelijkheid van het huisartsenberoep en dus voor de duurzaamheid van dit essentiële onderdeel van de gezondheidszorg.
Ten slotte kiezen sommige Europese landen er daarnaast voor om sterk in te zetten op rekrutering in het buitenland. Dat is echter om een aantal redenen niet noodzakelijk een goede strategie. Net als bij verpleegkundigen roept de massale rekrutering van buitenlandse artsen ethische vragen op. Het is overigens een pool aan arbeidskrachten waarover we geen controle hebben. We kunnen dus nooit zeker zijn van hun toekomstige beschikbaarheid. Daarom is het percentage in het buitenland opgeleide artsen (S-14) een belangrijke indicator voor een (niet-)duurzaam systeem: voldoende artsen lokaal opleiden blijft de beste manier om het toekomstige aanbod te garanderen.
Afgestudeerde artsen (per 100.000 inwoners)
In 2021 was het aantal nieuw afgestudeerde artsen in België bijna twee keer zo hoog als in 2010 en overschreed het totale quotum met 674 studenten (1904 afgestudeerden, terwijl het quotum er 1230 toelaat). Om verdere overschotten te voorkomen, werden bijkomende maatregelen genomen om het aantal studenten dat aan de opleiding geneeskunde begon, te beperken. Op basis van een analyse van de toekomstige noden, zijn de quota ondertussen verhoogd (van 1230 in 2019 tot 2 073 in 2029).
- Het overschot was groter in de Franse Gemeenschap dan in de Vlaamse Gemeenschap. De Franse Gemeenschap heeft ook een veel hoger percentage niet-Belgische afgestudeerde artsen (19% tegenover 4% voor de Vlaamse Gemeenschap in 2021). Meer dan de helft van hen hebben de Franse nationaliteit. Zij kiezen ervoor om hun studies in België af te ronden en keren dan terug naar hun land om er het beroep uit te oefenen. Zo omzeilen ze de veel strengere regels voor toegang tot de opleiding geneeskunde in Frankrijk.
- De dichtheid van afgestudeerde artsen in België volgt een vergelijkbare trend als de EU-14- en de EU-27-gemiddelden, hoewel die tot 2015 iets lager was en sindsdien iets hoger is.
Verwachte uitstroom van zorgverleners
Naast het totale aantal zorgverleners heeft ook de leeftijdsverdeling van het personeelsbestand grote gevolgen voor het toekomstige aanbod van gezondheidsdiensten. In de westerse landen is de toenemende leeftijd van professionals die in de gezondheidszorg werken al langer een bron van bezorgdheid, omdat er mogelijk niet genoeg instroom is om hen te vervangen wanneer ze met pensioen gaan. Een bijkomend probleem is dat niet alle praktiserende zorgverleners bereid of in staat zijn om deze psychologisch en soms fysiek veeleisende job te blijven uitoefenen tot hun wettelijke pensioenleeftijd.
De in dit deel onderzochte indicatoren geven een ruwe schatting van het percentage verpleegkundigen en artsen dat waarschijnlijk binnen de 10 jaar met pensioen gaat.
Resultaten
Verpleegkundigen van 50 jaar of ouder (% van de praktiserende verpleegkundigen) (S-10)
- In 2018 was 32,1% van de praktiserende verpleegkundigen in België 50 jaar of ouder en 18,8% 55 jaar of ouder, met ongeveer gelijkaardige cijfers in alle gewesten.
- Voor de groep verpleegkundigen van 50 jaar en ouder is dit aandeel tussen 2004 en 2018 met 18,1 percentagepunten gestegen, hetgeen kan wijzen op de nood aan meer rekrutering, maar ook op een tendens om langer actief te blijven op de arbeidsmarkt of later met pensioen te gaan. Oudere verpleegkundigen die actief blijven in de zorgsector voeren echter meestal eerder administratieve taken uit.
Het tekort aan handen in de zorgsector is een feit. Het tekort is al groot en het vergroot snel. Voornamelijk het nijpende tekort aan verpleegkundigen wordt verwacht een verlammend effect te hebben op de toegankelijkheid, kwaliteit en veiligheid van onze gezondheidszorg. Is loon naar werken het sleutelelement in het verhogen van de attractiviteit van het verpleegkundige beroep en het oplossen van het bijhorende personeelstekort?
De laatste 40 jaar maakte de verpleegkunde een enorme professionele evolutie door. Het is nu een echte kennisdiscipline: een sterk gegroeide wetenschappelijke onderbouwing en academisering van het onderwijs professionaliseerden de verpleegkundige praktijk en boostten innovatie erin.
De maatschappelijke beeldvorming van de verpleegkundige hield echter geen gelijke tred met deze doorgedreven professionalisering. Tijdens de COVID-crisis bogen we wel even als maatschappij voor verpleegkundigen alsof het helden waren. Het dagelijkse applaus van 20 uur tijdens de lockdown bleek echter een symbolisch gebaar van een erg tijdelijke waardering. Er blijft een sterke overtuiging leven dat men voor een job als verpleegkundige kiest vanuit een persoonlijke roeping om zorg te dragen voor de zieken en kwetsbaren.
Een recente bevraging bij studenten verpleegkunde wees uit dat hun directe omgeving overwegend terughoudend was over hun studiekeuze omwille van het beroepsimago. Volgens de bevraagde studenten kwam dit vooral door het schrille contrast tussen de huidige verloning als verpleegkundige en de fysieke, mentale en emotionele belasting van de job. Dat is niet uit de lucht gegrepen. Ondanks de reeds geleverde politieke inspanningen om de verloning van verpleegkundigen te versterken, loopt meer dan 1 op 5 verpleegkundigen risico op een burn-out — zo blijkt uit twee rapporten (2020 en 2022) van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). Vóór de COVID-pandemie stond 1 op 10 verpleegkundigen op het punt om het beroep te verlaten. Ondertussen is dat aandeel al toegenomen tot een slordige 30%.
Verloning is een spiegelbeeld voor de erkenning en waardering die we hechten aan een professionele en misschien ook wel maatschappelijke rol — dat geldt zowel in profit- als in non-profitsectoren.
In 2022 besliste minister Frank Vandenbroucke tot het herinvoeren van een jaarlijkse premie voor gespecialiseerde verpleegkundigen, in hoofdzaak binnen de domeinen van spoedgevallen, intensieve en oncologische zorg. Deze financiële stimulans werd opnieuw in het leven geroepen als blijk van waardering, maar voedde daarmee ook de reeds bestaande loonspanning binnen de beroepsgroep. Binnen de verpleegkunde bestaat er namelijk al een functieladder met loonschalen, die bijdraagt aan een toekomstgericht functiemodel voor verpleegkunde. Financiële incentives voor bijzondere beroeps- en bekwaamheidstitels zorgen voor een ongemakkelijke loonspanning tussen verpleegkundigen onderling in functie van de setting waarin zij werkzaam zijn.
De roep van verpleegkundigen naar waardering en verloning moeten we lezen als een uitgesproken behoefte tot maatschappelijke erkenning voor hun professionele rol. Die toont zich ook steeds meer. Vanuit de geneeskunde als kennisdiscipline (de artsenij) groeit het besef dat verpleegkundigen cruciaal zijn voor kwalitatieve zorg — zowel binnen de eerste-, tweede- als derdelijnszorg. Ook de Vlaamse Regering benadrukt de verpleegkundige workforce als een onmisbare schakel voor toegankelijke zorg, in de New Deal voor de eerstelijnszorg die ze aankondigde in juni 2022 en die ingaat vanaf 2024. Maar hoe, met welke veranderingen concretiseren we die erkenning van verpleegkundigen als blijk van beloning voor hun professionele expertise?
Uiteraard bepaalt een adequaat salaris in belangrijke mate de aantrekkelijkheid van het verpleegkundige beroep — dit zowel voor startende studenten als professionals in het vak — maar het is niet de voornaamste drijfveer voor het aantrekken en behouden van mensen in het beroep. Uit de eerder vernoemde KCE-rapporten, maar ook uit talrijke (inter)nationale wetenschappelijke studies, blijkt dat verloning en andere aspecten hand in hand gaan: salaris is belangrijk voor (toekomstige) verpleegkundigen, maar enkel perspectief op een hoger loon volstaat niet. De doorslaggevende factor is een (psychologisch) veilige werkomgeving die toelaat om hoogkwalitatieve, wetenschappelijk onderbouwde zorg te kunnen verlenen. Elke strategie om de attractiviteit van verpleegkunde te vergroten moet het realiseren van zo’n werkcontext als pijler hebben.
Heel wat verpleegkundigen geven aan dat meer autonomie en gelijkwaardigheid in hun praktijkvoering noodzakelijk zijn als maatschappelijke erkenning en als basis voor hun jobtevredenheid. Zoals pertinent beschreven in een recent rapport van de Nederlandse Raad voor Volksgezondheid en Samenleving is het applaus niet afdoende geweest en moeten werkgevers, zorgorganisaties en de maatschappij anders gaan erkennen en waarderen. De sleutel tot die verhoogde waardering ligt voor een stuk bij het bieden van passende arbeidsvoorwaarden, maar omvat ook het aanbieden van een inhoudelijk aantrekkelijk loopbaanperspectief en het geven van (mede)zeggenschap over werk- en zorgorganisatie.
Die betekenisvolle regie over de inhoud en organisatie van verleende zorg heet ‘shared governance’ in de wetenschappelijke literatuur. Die is voor verpleegkundigen van vitaal belang. Veel verpleegkundigen voelen zich nog te vaak de uitvoerder van zorg in opdracht van een andere zorgprofessional of -organisatie. Verpleegkundigen blijven strijden voor meer handelingsautonomie. Ze missen vaak de ruimte om hun eigen stempel te drukken op basis van klinische expertise en wetenschappelijke evidentie. Ze krijgen ook weinig ruimte om mee vorm te geven aan het zorgbeleid binnen hun organisatie. Het verkrijgen van meer regie en (mede)zeggenschap over beleidsbeslissingen en organisatorische aspecten zal ook van verpleegkundigen eigenaarschap en (zelf)leiderschap vergen, een rol en competentie die de beroepsgroep ook meer zal moeten opnemen om die gevraagde waardering te verkrijgen. Verpleegkundigen zullen ook zelf actief moeten bijdragen aan de verdere uitbouw van op evidentie gebaseerde praktijkvoering.
Tenslotte blijkt ook het ervaren van een vruchtbare interdisciplinaire samenwerking belangrijk voor verpleegkundigen en andere zorgverleners (zoals artsen) om hun beroep met voldoening te kunnen uitvoeren. Gezien de toenemende complexiteit van zorgnoden dient zorg meer en meer uitgerold te worden als teamwerk. Maar de huidige financierings- en samenwerkingsstructuren hinderen dergelijke samenwerking eerder dan die te faciliteren.
Het belonen van werk binnen de zorgsector — en in het bijzonder voor de verpleegkunde — vereist dus een geïntegreerde aanpak van arbeidsvoorwaarden, loopbaanperspectieven en shared governance in beleidsstructuren. Verpleegkundigen verdienen een plaats in de cockpit van de zorg van vandaag en morgen. Ze zullen die positie actief moeten opnemen en leiderschap tonen. Deze concrete maatschappelijke erkenning is de sleutel naar een zichtbaarder meerwaarde van het verpleegkundige korps binnen de gezondheidszorg en zo tot de attractiviteit van het beroep van verpleegkundige.
Prof. dr. Eva Goossens is professor in de verpleegkunde aan de UAntwerpen en wetenschappelijk beleidsmedewerker van het Departement Patiëntenzorg te UZA. Zij voert onderzoek naar de implementatie van geavanceerde verpleegkundige zorg binnen de pediatrie, cardiologie en huisartsenpraktijken. Zij onderzoekt hoe de rol van een Verpleegkundig Specialist een impact heeft op de kwaliteit van zorg en uitkomsten van patiënten. Ze is lid van de Jonge Academie sinds 2023.
De inhoud van dit opiniestuk kreeg mee vorm door haar collega’s Prof. Dr. Peter van Bogaert, Prof. dr. Erik Franck en Prof dr. Filip Haegdorens van het Centre for Research and Innovation in Care, Faculteit Geneeskunde enGezondheidswetenschappen, UAntwerpen. Het werd nagelezen en tekstueel gecopy-edit door Bert Seghers, secretaris van de Jonge Academie.
Een reactie achterlaten